In mijn adviespraktijk gebruik ik een aantal bronnen:
Video-archief
Ik beschik over een omvangrijke verzameling video- en audioclips van gesprekken in allerlei settings (bv. in gezinnen of in de media). Speciaal voor politici en journalisten heb ik een collectie uit Pauw & Witteman, Knevel & Van de Brink, PowNews en de nationale verkiezingsdebatten opgebouwd. Enkele voorbeelden van die clips ziet u hiernaast.
De eerste clip komt uit een debat van twee politici bij Pauw & Witteman aan tafel. De ene politicus pakt de rol van interviewer, waarmee hij meer acties kan uitvoeren dan in zijn rol van debater. De interviewers gaan mee en de andere politicus biedt weerstand.
De tweede clip komt uit hetzelfde gesprek. We zien hier een strijd ontstaan op het punt: wie mag een gespreksonderwerp afsluiten met een samenvatting? Degene die de samenvatting produceert, oefent macht uit en het is de gespreksleider die hierin doorgaans het voortouw neemt. Hier gaat het anders: de ene politicus vat de opvatting van de andere samen. Hoe loopt het af? Kijk naar de clip.
De derde clip is interessant vanuit het oogpunt hoe je succesvol kunt interrumperen, maar hij is ook historisch van belang: het is de eerste keer in de Nederlandse geschiedenis dat een vrouwelijke politicus zich in het politieke debat aan de vooravond van de verkiezingen zo profileert dat de kranten zich er de volgende dag lovend over uitlaten. Hoe doet ze dat? Daar kun je na een zorgvuldige observatie van de clip je vinger op leggen
De vierde clip laat zien hoe een politicus omgaat met vasthoudende interviewers: kijk hoe de politicus weet te ontkomen aan een vraag die de interviewers maar liefst twaalf keer in wisselende bewoordingen stellen!
Uitgeschreven gesprekken
Gesprekken verlopen doorgaans zo snel dat je niet onmiddellijk in de gaten hebt wat er precies gebeurt. Als je een gesprek uitschrijft, kun je het rustiger tot je door laten dringen. Uitgeschreven gesprekken worden transcripten genoemd. Zij zijn een hulpmiddel om gesprekken te doorgronden.
Hiernaast of hieronder vindt u een voorbeeld van zo'n transcript. De audioclip kunt u ook beluisteren. Ik heb een groot archief met dergelijke transcripten en audio- of videoclips. Dit transcript gaat over een moeder die haar kinderen probeert te sturen. Wanneer je precies observeert wat ze doet en welke weerstand ze ondervindt (zie de pdf met observaties), kom je tot de conclusie dat ze een grote variatie vertoont in de gespreksmiddelen die ze inzet.
Deze moeder kun je vergelijken met andere moeders, met andere personen in een sturende positie, of met jezelf. Op die manier krijg je zicht op de opties die er zijn en kun je je eigen gespreksmiddelen uitbreiden.
De taak waarvoor deze moeder zich geplaatst ziet, is ook van algemener belang. Hoe vaak moeten we niet mensen sturen die niet erg van harte lijken mee te werken? In die zin valt er uit een zorgvuldige observatie van deze ene moeder en een vergelijking met anderen voor iedereen iets te leren.
Mijn archief met uitgeschreven gesprekken is een bron waaruit in mijn adviespraktijk naar behoefte kan worden geput.
Gesprekspatronen
Gesprekken verlopen voor een deel onvoorspelbaar, maar ook voor een deel volgens betrekkelijk vaste patronen. De gespreksanalyse - de onderzoeksrichting die mijn adviespraktijk inspireert - heeft deze patronen ontdekt en vastgelegd. Met behulp van deze gesprekspatronen kunnen we het gewone begrijpen en het afwijkende interpreteren. Een voorbeeld van een gesprekspatroon is de opening van een 'gewoon' telefoongesprek. Die heeft een paarsgewijze structuur en verloopt doorgaans als volgt (op basis van Mazeland 2003):
1 De een roept de ander op met een bel of ringtone en de ander antwoordt. Met deze twee acties wordt contact tot stand gebracht. De opgebelde stelt zich door de telefoon op te nemen beschikbaar voor een minimale uitwisseling en misschien voor een langer gesprek.
2 De beller en de opgebelde identificeren zichzelf en de ander. Met een vaste telefoon zonder nummerherkenning gebeurt dit na de oproep en het antwoord. In Nederland noemt de opgebelde eerst zijn naam en daarna de opbeller. Gebruik je een mobiel, dan weet je vaak al met wie je contact zoekt voordat je oproept. Ook identificeert de opgebelde de opbeller vaak al voordat hij antwoordt. Of je vast of mobiel belt, de identificatie en aansluitend de herkenning is een vast onderdeel van het openingspatroon.
3 De opgebelde persoon en de opbeller groeten elkaar. Dit groeten laat zien of de opbeller en de opgebelde elkaar herkennen. Het groeten heeft verder als functie dat het formeel bekrachtigt dat opgebelde en opgebelde er (op zijn minst even) voor elkaar zijn.
4 De opbeller en de opgebelde wisselen hoe-gaat-het-vragen-en-antwoorden uit. Die uitwisseling kan werkelijk betekenis hebben: de gesprekspartners praten elkaar bij sinds de laatste keer dat ze elkaar gesproken hebben. Het kan ook een rituele dans zijn. Deze uitwisselingen functioneren in het ruimere kader van het telefoongesprek als een aftasten of de opbeller naar de volgende fase kan schakelen, waarin hij de reden waarom hij belt naar voren brengt.
5 De opbeller verschaft de 'reden-van-het-telefoongesprek'. Hij kan een vraag hebben, iets nodig hebben, iets gezamenlijks voorstellen enzovoort. Het gesprek kan nu alle kanten opgaan, terwijl het tot nu toe volgens een betrekkelijk vast stramien verliep.
Dit openingspatroon zorgt ervoor dat de voorwaarden zijn vervuld om tot een gesprek te komen: de gespreksdeelnemers moeten fysiek voor elkaar beschikbaar zijn, ze moeten met elkaar in contact staan, ze moeten aandacht voor elkaar hebben, ze moeten conversationeel gaan samenwerken en ze moeten een tijd overbruggen. Pas dan kan het eigenlijke gesprek beginnen.
Het patroon laat zien wat er aan het begin van een telefoongesprek gebeurt en welke functies dat heeft. Het stelt ons ook in staat afwijkingen van het patroon te interpreteren. De Amerikaanse socioloog Harvey Sacks vond bijvoorbeeld dat de opbellers naar een noodnummer voor mensen die aan zelfdoding denken zichzelf opmerkelijk vaak niet identificeren. Ze kozen voor andere acties (bv. 'Ik versta u niet'). Daarmee voorkwamen ze dat ze gecategoriseerd werden als 'mogelijk suïcidaal'.
Andere voorbeelden van gesprekspatronen zijn: de afsluiting van gesprekken, de samenvatting, het tonen van scepsis, met een zuur gezicht plagerijen in ontvangst nemen en de stapsgewijze verandering van gespreksonderwerp.
Praktijkgerichte publicaties
Download |
2001 Dilemma’s in menselijke interactie; een inleiding in de strategische mogelijkheden van taalgebruik. Utrecht: Lemma |
|
2001 Dilemma's in menselijke interactie; oefeningenboek. Utrecht: Lemma |
[icon name=icon-sign-blank] |
2010 Vragen ontwijken. Onze Taal 79 (1): 26-27. Interviewer: Marc van Oostendorp
|
[icon name=icon-sign-blank] |
1992 Het gezin als startpunt voor een schoolloopbaan. De wereld van het jonge kind 19, 9: 264‑268
|
[icon name=icon-sign-blank] |
1990 Zijn ze hetzelfde of zijn ze anders? Turkse gezinnen in Nederland: wat er over gezegd wordt en hoe ze echt zijn. Samen Wijs, 10, 9: 347‑349
|
[icon name=icon-sign-blank] |
1990 Turkse gezinnen in Nederland: moeder is de hoofdcomputer. Stimulans, 8,5: 14‑16
|
[icon name=icon-sign-blank] |
1986 Milieuverschillen in praten met kinderen. Psychologie, 5, 2: 49‑52
|
[icon name=icon-sign-blank] |
1984 Ben je in de kerk geboren? Formuleringen voor directieven als aspect van communicatieve competentie. Levende Talen, 388: 30‑38
|